Wie in België wil procederen moet dat in de juiste taal doen. Afhankelijk van het taalgebied waar het hof of de rechtbank is gelegen, is dat het Nederlands, Frans of Duits. Voor Brussel geldt een bijzondere regeling.
Deze regeling uit de Taalwet Gerechtszaken van 15 juni 1935 (hierna ‘Taalwet’) gold tot voor kort op straffe van absolute nietigheid. Wie de Taalwet schond – door bijvoorbeeld een dagvaarding of conclusie op stellen in het Frans voor een rechtbank waar het Nederlands de procestaal is (zoals de rechtbanken te Gent) – werd daarvoor op eigen initiatief van de rechter (ambtshalve) gestraft, zelfs indien geen van de partijen een probleem had met dit verkeerde taalgebruik (bijvoorbeeld omdat beide partijen het Frans perfect begrijpen).
Vanaf 9 juni 2018 is daarin verandering gekomen. De Potpourriwet VI heeft artikel 40 van de Taalwet vanaf die datum aangepast. Sedertdien geldt een schending van de Taalwet op straffe van relatieve nietigheid. Hierdoor kan de rechter in principe niet langer ambtshalve optreden tegen een schending van de Taalwet. Enkel een partij kan dit doen indien voldaan is aan bepaalde voorwaarden. Zo moet de schending van de Taalwet meteen ingeroepen worden, moeten de belangen van een partij geschonden zijn en moet het onmogelijk zijn om de schending te herstellen (art. 861 en 864 Ger.W.)
Hierdoor is het in principe mogelijk om, wanneer de partijen het daarover eens zijn, voor een Nederlandstalige rechtbank een dagvaarding of conclusie in het Frans, Engels, Turks, etc. neer te leggen. De rechter kan hiertegen niet langer bestraffend optreden. Hij kan weliswaar een vertaling vragen, maar enkel indien een van de partijen daarom verzoekt (art. 8 Taalwet).
Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 19 september 2019 (nr. 120/2019) het nieuwe artikel 40 Taalwet vernietigd, omdat het afbreuk doet aan het recht op toegang tot de rechter en de behoorlijke rechtsbedeling. Volgens het Grondwettelijk Hof verplicht de nieuwe regeling een rechter namelijk kennis te nemen van processtukken in talen die hij niet of slechts in beperkte mate wordt geacht te beheersen (een rechter wordt benoemd in een bepaald taalgebied, na een examen te hebben afgelegd in een bepaalde landstaal en moet enkel die taal grondig kennen). Door de nieuwe regeling werd niet langer gewaarborgd dat de procespartijen daadwerkelijk werden gehoord of begrepen door de rechter; of met andere woorden dat de rechter hun argumenten, vorderingen en bewijsstukken naar behoren kon onderzoeken en beoordelen.
Omwille van de rechtszekerheid heeft de vernietiging geen terugwerkende kracht. Het Grondwettelijk Hof “handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepaling ten aanzien van alle toepassingen die ervan zijn gemaakt vóór de bekendmaking van dit arrest in het Belgisch Staatsblad”. Pas vanaf die bekendmaking zal de taalregeling opnieuw voorgeschreven zijn op straffe van absolute nietigheid.
Voor de tussenperiode biedt een arrest van 16 oktober 2018 van het hof van beroep te Antwerpen (RW 2019-20, nr. 1, 21) een oplossing. Ondanks de nieuwe regelgeving oordeelde het hof van beroep dat een verzoekschrift dat volledig in het Frans was opgesteld nog steeds ambtshalve nietig verklaard kon worden. Door het verkeerde taalgebruik kon het hof namelijk onmogelijk op gepaste wijze kennis nemen van de argumenten van de partij die hoger beroep had aangetekend, omdat het hof niet geacht kan worden het Frans in al haar juridische nuances te begrijpen. Er werd geoordeeld dat de goede rechtsbedeling hierdoor kennelijk in het gedrang kwam, wat een grond is op basis waarvan de rechter wel ambtshalve kan optreden. Het verzoekschrift tot hoger beroep werd vervolgens nietig verklaard.
Indien u twijfelt over de taal die u moet gebruiken voor een hof of rechtbank of enige andere vraag heeft over de manier waarop een procedure verloopt, kan u zich laten adviseren door een advocaat. Van Steenbrugge Advocaten beschikt over een ondernemingscel met ervaring in het burgerlijk procesrecht en staat u graag bij met raad en daad.