George Floyd leerde ons de kracht van beelden, maar is het filmen van een politieinterventie in België een grondrecht of een misdrijf?

Het beeld van de 46-jarige George Floyd die door een onwettige knieklem door een agent de (verstikkings)dood werd ingejaagd, staat in ons collectief geheugen gegrift. De 8 minuten en 46 seconden durende video van de verstikkingsmoord ging viraal en ontketende met de Black Lives Matter-beweging een ongeziene protestgolf in de Verenigde Staten en ver daarbuiten.

Niet enkel de moord op George Floyd werd op beeld vastgelegd en verspreid. Ook in ons land zijn de voorbeelden legio: de gewelddadige arrestatie van de toen 16-jarige Kagiso en Adam in Antwerpen (https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/03/02/op-dat-moment-dacht-ik-dat-hij-dood-was/), de tussenkomst van de Brusselse politie naar aanleiding van de verboden coronabetoging vorig jaar (https://www.standaard.be/cnt/dmf20220125_95755442),…

Heeft de burger het recht om op elk ogenblik zijn smartphone boven te halen om als een soort van watchdog elk politieoptreden voor de eeuwigheid op beeld vast te leggen? Of zijn hier grenzen aan?

  • Twee conflicterende grondrechten: het recht op vrije meningsuiting en informatie vs. het recht op privacy?

Elke burger heeft het recht om vrij zijn mening te uiten. Dit recht omvat de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.[1]

Maar elke burger heeft ook het recht op bescherming van zijn/haar afbeelding (als een onderdeel van zijn recht op privacy en gegevensbescherming). Dit recht laat iedere burger toe om zich te verzetten tegen het verspreiden van zijn in een publieke ruimte gemaakte afbeelding zonder zijn toestemming.[2] De hogere rechtspraak is het erover eens dat ook politieambtenaren in functie aanspraak kunnen maken op deze bescherming.[3]

Kortom: in het geval van het filmen en verspreiden van beelden waarop politieinterventies zichtbaar zijn, botsen deze twee fundamentele grondrechten. In het geval van botsende of conflicterende grondrechten, is steeds een belangenafweging noodzakelijk.  

  • De burger als waakhond van de democratie?

Noch het recht op vrije meningsuiting noch het recht op afbeelding hebben een absoluut karakter, wat betekent dat uitzonderingen op deze grondrechten gerechtvaardigd kunnen zijn.

Zo is een inbreuk op het recht op afbeelding van een politieambtenaar enkel toegestaan indien het maken en verspreiden van de beelden[4]:

  • een legitiem doel voor ogen heeft, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten of het beschermen van de rechten van vrijheden van anderen (zoals o.a. het recht op vrije meningsuiting);
  • noodzakelijk is om dit doel te bereiken; en
  • indien er geen minder verregaande maatregelen mogelijk zijn en de inbreuk met andere woorden proportioneel is. 

Op basis van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is aan deze voorwaarden voldaan indien het filmen en verspreiden tot doel heeft het publiek te informeren over aangelegenheden van maatschappelijk belang (public interest).[5] De verspreider wordt gezien als een burgerjournalist, een waakhond van de democratie.[6] Koen LEMMENS, hoofddocent publiekrecht aan de KULeuven schreef hierover: “ik ben geneigd te denken dat vrijwel elke discussie over optreden van de politie per definitie een aangelegenheid is van algemeen belang”[7] en bepleit met andere woorden dat elke vorm van politieoptreden gefilmd en verspreid mag worden. In de rechtspraak en de rechtsleer zijn de stemmen in dit verband verdeeld. Het betreft dus geen zwart-wit verhaal, maar er zal telkenmale op basis van de concrete feiten moeten worden nagegaan of het wel degelijk om een aangelegenheid van maatschappelijk belang gaat.

Doorslaggevend in de praktijk en cruciaal in het licht van de proportionaliteitstoets, is dat de afbeelding van het gezicht van de gefilmde agent onherkenbaar moet worden gemaakt, wanneer diens identiteit geen meerwaarde is voor het publiek debat (wat doorgaans het geval is).

  • Bezint eer ge begint: soms een grondrecht, soms een misdrijf

Indien er wordt geoordeeld dat het verspreiden van beelden van een politieagent in functie in de concrete omstandigheden geen aangelegenheid van algemeen belang betreft, is het belangrijk te onderstrepen dat een ongerechtvaardigde verwerking van iemands persoonsgegevens, zoals het verspreiden van herkenbare beelden, in België strafbaar wordt gesteld door artikel 222 Wet Verwerking Persoonsgegevens.[8] De praktijk leert dat het openbaar ministerie effectief overgaat tot de vervolging van personen die (beweerdelijk) onrechtmatig beelden van politieinterventies hebben verspreid.

Kortom: soms is het verspreiden van dergelijke video’s een grondrecht, zoals in het geval van George Floyd, maar soms is het ook een misdrijf dat gesanctioneerd wordt met zware geldboetes. De beoordeling zal, op basis van de concrete feiten en bovenvermelde proportionaliteitstoets, achteraf door een rechter gebeuren.

De straf-en mensenrechtenadvocaten binnen ons team hebben de nodige expertise opgebouwd om u adequaat te kunnen bijstaan mocht u geconfronteerd worden met dergelijk probleem, of mocht u menen het slachtoffer te zijn geworden van onrechtmatig politiegeweld.


[1] Artikel 11 van het Europees Handvest van de Grondrechten, artikel 10 EVRM, artikel 19 BUPO.

[2] Artikel 8 EVRM, artikel 17 BUPO en artikel 16 IVRK, artikel 22 Grondwet, artikel XI.174 WER en de Wet Verwerking Persoonsgegevens van 30 juli 2018 in uitvoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679.

[3] EHRM 28 november 2017, nr. 77838/13, Antovic en Mirkovic/Montenegro; EHRM 26 juli 2007, nr. 64209/01, Peev/Bulgarije; EHRM 27 juni 1997, nr. 20605/92, Halford/Verenigd Koninkrijk.

[4] Artikel 8 §2 EVRM.

[5] EHRM 26 mei 2020, nr. 50469/14, Marina t. Roemenië, §75.

[6] EHRM 27 juni 2017, nr. 931/13, Satakunnan Markkinapörssi Oy en Satamedia Oy t. Finland, §165.

[7] K. LEMMENS, “De politie gefilmd: l’arroseur arrosé?”, R.W. 2014, nr. 5, 162.

[8] Artikel 222 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, B.S. 5 september 2018.