In zijn column onder de titel ‘BAS’ (De Morgen, 11 mei 2020) neemt Hans Vandeweghe de arbiters van het Belgisch Arbitragehof voor de Sport scherp op de korrel.
Hij zegt dat die arbiters zonder uitzondering advocaten zijn en noemt ze “toeristen, opgeleid om honderd-en-één argumenten aan te slepen om verwarring te zaaien”.
Nog los van de zeer subjectieve indrukken van Vandeweghe over de kunde van deze advocaten-arbiters en het feit dat voor het BAS nog nieuwe stukken mogen aangewend worden, is het fout dat alle leden van het BAS uit advocaten zouden bestaan. Er zijn tal van magistraten, professoren, financieel experten, artsen en bedrijfsjuristen die op de lijst van de BAS-arbiters voorkomen. Ze worden tot deze lijst toegelaten door een benoemingscommissie die bestaat uit magistraten en professoren. Het BAS is overigens onderworpen aan de arbitrage-regels van het Gerechtelijk Wetboek en tegen de arbitrale beslissingen kunnen vorderingen worden ingesteld bij een burgerlijke rechtbank. Niet direct een toeristenclub denk ik dan.
De auteur prijst aan de andere kant de licentiecommissie de hemel in. Hij zegt dat deze commissie wordt voorgezeten door een ervaren beroepsrechter (wat correct is) maar dan vervolledigt Hans Vandeweghe zijn zin als volgt: “en heeft (de Licentiecommissie) als leden onder meer de licentiemanager, over wie iedereen het eens is dat die man zijn job kent, een notaris en een bedrijfsrevisor, beiden met jarenlange ervaring”.
Tweede fout van de auteur is dat de licentiemanager helemaal geen lid is van de licentiecommissie, en dat al zeker niet mag zijn.
De licentiemanager behoort tot het “Licentiedepartement van de Belgische voetbalbond” dat volstrekt onafhankelijk dient te staan ten opzichte van alle betrokken partijen. Zo staat het letterlijk in het Bondsreglement.
Daartoe moet deze licentiemanager elk jaar een onafhankelijkheidsverklaring tekenen. Zijn taak bestaat erin om advies te geven aan de licentiecommissie, maar mag absoluut niet oordelen, zoals de auteur van de column nochtans ten onrechte voorhoudt, wat een fundamenteel verschil is.
Het misverstand is wellicht te wijten aan de perceptie die gecreëerd wordt, nu de huidige licentiemanager de indruk durft te geven te wikken en vooral te beschikken.
Vele (kleine of amateur)clubs hebben problemen met de dosis macht die de licentiemanager bezit.
Bij nader inzien cumuleert de licentiemanager meerdere jobs. Zo is hij naast licentiemanager ook kalendermanager, maar vooral is hij met zijn eigen vennootschap bestuurder en CFO van de NV Pro League, het vehikel dat binnen de vzw Pro League werd opgericht om o.a. de televisierechten van de profclubs te kunnen exploiteren.
De (financiële) belangen van de bestaande profclubs optimaliseren binnen een commerciële context en tegelijk onafhankelijk advies verstrekken over aanvragen van amateurclubs tot het bekomen van een proflicentie, is minstens van aard een schijn van partijdigheid op te wekken. Die onafhankelijkheid krijgt nog een verdere knauw als deze licentiemanager ten overstaan van het BAS letterlijk en figuurlijk aan de zijde van de KBVB pleit tegen de clubs.
Met cumul van bevoegdheden heeft de Koninklijke Belgische Voetbalbond nooit grote problemen gehad. De voorzitter van de KBVB is de voorzitter van een topclub, zelfde verhaal bij de Pro League.
Belangen van de eigen club sporen immers niet altijd met de belangen van de overkoepelende Bond.
Na de schaamteloze afloop van de omkoopaffaire (KVM – Waasland-Beveren) vorig jaar, de soms vreemde pirouettes binnen het bondsparket, het twijfelende statuut van de scheidsrechters en deze ongezonde cumuls zou de Bond zich in coronatijdperk wel eens mogen “resetten”.
Met de leden van het BAS af te branden als toeristen zal dit niet gaan.
Een nieuwe codex, een onafhankelijke leiding, een scheidsrechterskorps en bondsparket dat elk ressorteert onder een separaat agentschap en een apart statuut heeft, en transparante structuren zijn broodnodig om te zorgen voor de geloofwaardigheid binnen het voetbal.