In 2016 veroordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ons land in een zogenaamd pilootarrest wegens een structurele schending van de mensenrechten in hoofde van geïnterneerde geesteszieken die van hun vrijheid werden beroofd in de psychiatrische annexen van de gevangenis.
België kreeg twee jaar de tijd om de situatie op doortastende wijze te veranderen.
Uit het meest recente verslag van het Anti-foltercomité (CPT) bleek dat de recent opgerichte Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) te Gent en te Antwerpen[1] wel voldoende zorg en omkadering boden, maar werd opnieuw vastgesteld dat de situatie in de gevangenissen ondermaats was.
Mede in het licht daarvan heeft het EHRM in september 2021 opnieuw een veroordeling uitgesproken tegen de Belgische Staat (arrest Venken e.a., link).
Het EHRM voegde vijf dossiers samen.
Zeer kort samengevat komt het arrest hier op neer:
- De opsluiting van geïnterneerden in de gevangenis blijft een schending uitmaken van art. 3 EVRM en van art. 5 EVRM[2].
- Het EHRM neemt aan dat de schadevergoeding die de Belgische Staat daarvoor betaalde aan de verzoekers (minnelijk, dan wel na het voeren van een procedure voor de rechtbank van eerste aanleg) ten bedrage van 1.250,00 EUR per jaar gevangenisdetentie in het verleden voldoende is als erkenning van deze schending[3].
- Het EHRM oordeelt dat de mogelijkheden die de interneringswet biedt om de KBM te vatten (via de gewone procedure en/of de spoedprocedure) om deze schending te voorkomen en/of te doen eindigen op zich geen effectieve rechtsmiddelen zijn. Volgens het EHRM wordt immers van een geïnterneerde ten onrechte verwacht dat hij/zij zelf zorgt voor een residentiële of ambulante reclassering (terwijl dat de plicht is van de Belgische Staat).
- Het EHRM oordeelt evenwel dat de mogelijkheid die de interneringswet biedt in combinatie met de mogelijkheid voor een geïnterneerde om een kort geding procedure te voeren (overeenkomstig art. 584 Ger.W) wél een effectief rechtsmiddel biedt. Het EHRM verwijst daarbij naar de mogelijkheid dat een geïnterneerde aan de kort geding rechter kan vragen om de Belgische Staat te veroordelen wegens een schending van haar verplichting een geïnterneerde binnen korte termijn over te plaatsen naar een aangepast behandelcentrum, én om de Belgische Staat te verplichten om in dergelijke overplaatsing te voorzien onder verbeurte van een dwangsom.
Het risico dat de Belgische Staat een mogelijke schadevergoeding van 1.250 € per jaar onmenselijke detentie (of 3,42 EUR per dag) zal moeten betalen, is evident geen ernstig drukkingsmiddel. Daarvan getuigen overigens de talrijke veroordelingen die geïnterneerden ter zake hebben bekomen, na daarvoor eerst een gerechtelijke procedure te hebben moeten opstarten.
Het is betreurenswaardig te moeten vaststellen dat een geesteszieke geïnterneerde verplicht wordt om al deze (dure) procedures te voeren om de Belgische Staat ertoe te brengen aan haar evidente mensenrechten-verplichtingen te voldoen.
[1] In deze behandelcentra worden geïnterneerden patiënten na een beslissing van de Kamer tot Bescherming van de maatschappij (hierna KBM) opgenomen die een hoge nood hebben aan beveiliging. De volledige behandeling van de patiënten binnen beide centra is erop gericht de risicofactoren te verminderen en de kans op recidive te verkleinen. Het uiteindelijke doel van de behandeling is dat de patiënten op een veilige en verantwoorde manier terugkeren naar de maatschappij, hetzij naar een minder beveiligde omgeving.
[2] Art. 3 EVRM: verbod op een onmenselijke behandeling/ art. 5 § 1 EVRM: verbod op een onrechtmatige vrijheidsberoving.
[3] Twee van de vijf verzoekers werden om die reden afgewezen voor hun eis gestoeld op een schending van art. 3 en 5 EVRM: zij werden immers voor de ganse periode dat zij in de gevangenis verbleven volgens het EHRM voldoende vergoed. De overige drie verzoekers kregen een bijkomende vergoeding van het EHRM omdat de nationale rechter ten onrechte geen vergoeding toekende voor de verjaarde periode van detentie. Hier nader op ingaan gaat evenwel verder dan de reikwijdte van huidig artikel.