Bewezen onwettigheden en de geheime teruggave van de kroonstukken van dossier Operatie Kelk, worden toegedekt met een verklaring over beweerde verjaring.
Het Parket vraagt in Operatie Kelk om de zaak af te sluiten en geen daders te vervolgen wegens verjaring of overlijden.
Enkele dagen nadat het Federaal Parket de slachtoffers van de moorden gepleegd door de Bende van Nijvel informeerde dat het onderzoek werd afgesloten, kondigde datzelfde Federaal Parket vandaag aan dat ook geen daders zullen vervolgd worden in verband met het seksuele misbruik in de pastorale sfeer.
Meer dan 14 jaar na de start van het onderzoek wenst het parket thans het doek te laten vallen over de zaak.
Dat geen vervolging meer mogelijk is komt niet uit de lucht vallen, nu gebleken is dat reeds op 20 maart 2014 aan Operatie Kelk de definitieve doodsteek werd gegeven.
Op 20 maart 2014 oordeelde de Kamer van Inbeschuldigingstelling te Brussel immers dat de inhoud van de 931 dozen die op 24 juni 2010 door de onderzoeksrechter in het aartsbisdom Mechelen-Brussel werden in beslag genomen, aan de kerk moesten worden teruggegeven.
Deze beslissing van 20 maart 2014 werd door ons volstrekt onwettig bevonden, nu in de rechtspleging die leidde tot deze beslissing, de slachtoffers bewust en te kwader trouw niet bij deze procedure werden betrokken.
Het was reeds de derde maal dat tijdens een procedure voor de KI van Brussel, telkens voorgezeten door dezelfde voorzitter, de slachtoffers -in strijd met de wetgeving en in strijd met de uitspraak van het Hof van Cassatie-, niet had opgeroepen om te debatteren over zeer verstrekkende en zelfs onherroepelijke beslissingen over het verloop van het onderzoek.
Reeds in augustus en september 2010, zeer korte tijd na de inbeslagname van de dozen op 24 juni 2010, besliste de KI te Brussel om het onderzoek te kortwieken, zonder dat daarbij de slachtoffers als burgerlijke partij bij dit debat werden betrokken. Onze (onbeantwoorde) vraag tot het kunnen tegenspreken in deze procedures werd gericht aan de KI, aan het OM en zelfs aan de minister van justitie.
Volstrekt ten onrechte en in strijd met de wet, bleef de KI te Brussel onwillig om de slachtoffers de kans te bieden zich te verzetten tegen het torpederen van het onderzoek, wat op 12 oktober 2010 ook door het Hof van Cassatie werd bevestigd.
Daarna, in 2012, werd beslist -door een anders samengestelde KI-, dat de documenten die in de bedoelde dozen staken, NIET aan de kerk mochten terugbezorgd worden, doch op de griffie moesten bewaard blijven, om latere inzage van deze stukken toe te laten.
In datzelfde jaar 2012 kon ook die bewuste voorzitter, die tot twee maal toe de wet had geschonden, kennis krijgen van het feit dat de slachtoffers de betrokken magistraat wraakten, gezien hij door het Hof van Cassatie tot 2X toe werd teruggefloten. De desbetreffende magistraat van de KI te Brussel ging in december 2012 akkoord met de gevraagde wraking.
Een goed jaar later zag dezelfde magistraat er nochtans geen graten in om het verzoek van de kerk om terug in het bezit gesteld te worden van de inhoud van de 931 in beslag genomen dozen, in te willigen. Hierbij werden andermaal, namelijk voor de derde keer, de slachtoffers niet opgeroepen, waardoor deze de mogelijkheid niet kregen te wijzen op het reeds beslechte geschilpunt, namelijk dat de bewuste stukken verplicht op de griffie dienden bewaard te blijven.
Niettegenstaande de duidelijke tekst van de wet, niettegenstaande de duidelijke arresten van het Hof Van Cassatie van 12 oktober 2010, en niettegenstaande de bedoelde voorzitter had ingestemd met het feit dat hij niet meer in Operatie Kelk kon zetelen, presteerde diezelfde voorzitter het om bij arrest van 20 oktober 2014 als voorzitter van de KI te Brussel, alle stukken stoemelings terug te geven aan de kerk.
In plaats van cassatieberoep aan te tekenen, schreef de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel diezelfde dag nog een brief waarin hij opdracht gaf het onwettig arrest uit te voeren en zodoende Operatie Kelk te onthoofden.
De inhoud van deze stukken diende om een duidelijk zicht te krijgen op feiten van seksueel misbruik en schuldig verzuim, alsook om de rechtsfiguur van de verjaring correct te kunnen beoordelen.
Het Federaal Parket draagt een verpletterende verantwoordelijkheid bij
1. de volstrekte onregelmatigheid van de procedure tijdens het rechtstraject van Operatie Kelk,
2. de manifeste schending van de rechten van de burgerlijke partijen,
3. de flagrante overschrijding van de redelijke termijn om het onderzoek te voeren.
Komt daar nog bij dat het OM, ofschoon de lange duurtijd van het onderzoek, geen enkele inspanning heeft geleverd om een grondig onderzoek na te streven, wel integendeel.
Bewijs daarvan is het niet vervolgen van Roger Vangheluwe voor de inhoud van de kinderporno die bij hem werden aangetroffen medio 2010, misdrijf dat nooit verjaard kon verklaard worden.
Zulks toont aan dat er geen enkele vervolging mocht doorgevoerd worden.
Tot slot is het ook verbijsterend te noemen dat het Federaal Parket, in haar communicatie aan alle media op 29 september 2023, te kennen gaf dat de door ons genaamde “clandestiene” procedures, helemaal niet onregelmatig waren, want het zouden “eenzijdige procedures” betreffen die volkomen conform het wetboek van strafvordering zouden hebben plaatsgevonden.
Uit het verslag van de HrVJ van 16 april 2024 bleek, evident, het tegendeel.
De 3 door ons “clandestiene” (volgens van Daele : “in strijd met de wet”) zittingen betroffen 3 procedures waarop de slachtoffers wel degelijk opgeroepen hadden moeten worden, en waren dus effectief onwettig.
Vandaag wordt de afronding van Operatie Kelk nog in een formalistisch kleedje gegoten, en tracht men de burger en de slachtoffers te doen geloven dat de feiten verjaard waren.
De slachtoffers stellen hierover dat de verjaring niet kan beoordeeld worden zonder de volledigheid van de stukken en dat het onderzoek op een onwettige, niet grondige en partijdige wijze werd gevoerd.
De slachtoffers vragen thans aan de parlementaire onderzoekcommissie, bij haar nieuwe intrede na samenstelling van het parlement, om de ontoelaatbare praktijken binnen Operatie Kelk, bevestigd door de HRvJ, verder te onderzoeken en een Herstelfonds op te richten om de schade voor de slachtoffers te vergoeden.
Daarnaast overwegen de slachtoffers om een aansprakelijkheidsinvordering in te stellen tegen de Belgische staat, omdat zij bedrogen werden op het rechtstraject van Operatie Kelk.
Zij dienden met zorgvuldigheid bejegend te worden. Dit betreft een wettelijke verplichting die na het Dutroux-rapport in het wetboek van strafvordering werd ingeschreven en in deze duidelijk niet nageleefd werd.