Minister van justitie, Vincent Van Quickenborne, wil het snelrecht in strafzaken nieuw leven inblazen. Het wetsvoorstel ligt op tafel van de ministerraad die voor het zomerreces de invoering ervan moet mogelijk maken.
Wat wil elke burger van een strafonderzoek? Dat het onderzoek snel en grondig gevoerd wordt. Snel omdat bestraffing best zo vlug mogelijk aansluit bij het gepleegde misdrijf om dader en slachtoffer duidelijk te maken hoe maatschappelijk geantwoord wordt op ordeverstorend gedrag en om zo straffeloosheid te vermijden. Grondig omdat iedereen toch wil dat een rechter zo goed en breed mogelijk wordt ingelicht over het misdrijf en de man/vrouw/x achter de gepleegde feiten.
De beide verzuchtingen worden vandaag in de praktijk niet of onvoldoende ingelost. Veel te veel zaken slepen te lang aan – de redelijke termijn om een strafzaak af te handelen wordt door rechtbanken meer en meer als overschreden beschouwd – maar daarnaast moet ook worden vastgesteld dat vele onderzoeken te weinig aandacht besteden aan de criminogenese van de delinquent en zijn handelen.
Van een wetsvoorstel zou je dus verwachten dat beide pijnpunten worden geremedieerd. Niet dus, want door snelrecht in te voeren los je enkel de eerste verwachting in.
Het snelrecht zal geen tijd of ruimte bieden de rechtbank een volledig beeld te verstrekken over de verdachte die hij moet beoordelen. Snelrecht dreigt zo tariefrechtspraak te worden, zonder rekening te houden met de achtergronden en beweegredenen van de dader. Die info betrek je nochtans best bij het maken van een vonnis. Wanneer je de oorzaak van het crimineel gedrag breed in kaart brengt, heb je de beste troeven om een straf op mensenmaat uit te spreken en zo gepast in te zetten op het voorkomen van recidive.
Wat overigens de recidivecijfers betreffen, liggen die in België torenhoog, uiteraard omdat overvolle gevangenissen niet het geschikte oord zijn om een reclassering uit te werken.
De beide doelstellingen van een goed onderzoek, namelijk snel en grondig, kan je enkel bereiken als je de systeemfouten in de huidige organisatie aanpakt.
Vandaag kreunen de onderzoeksgerechten (raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling) onder een chronische en ontoelaatbare werkoverlast. Ze kunnen onmogelijk hun taak als controleorgaan op gerechtelijke onderzoeken nakomen. Tientallen zaken worden op één zittingsdag afgehandeld, terwijl het menselijk amper mogelijk is een handvol dossiers grondig te bestuderen en onderzoeken waar nodig bij te sturen.
Indien meer magistraten worden benoemd, met een gerichte en gespecialiseerde opleiding in forensische en criminologische wetenschappen, dan zul je de onderzoeken sneller kunnen laten evolueren en ze bovendien voorzien van alle basiselementen om een zaak op een eerlijke en wetsconforme wijze te laten verlopen.
Bovendien behoud je zo de gesloten deuren van het onderzoek om de sensatiepers af te houden van al te voorbarige en schadeverwekkende informatie, een kanker des tijds.
Het is dus beter niet het kind met het badwater weg te gooien, maar het kind een nieuw kleedje aan te trekken, zodat gerechtelijke onderzoeken zich efficiënt kunnen bedienen van de grote vooruitgang in de gedragswetenschappen.