Ongeziene taferelen in de politierechtbank te Gent

Gisteren zorgde de beslissing van een politierechter te Gent voor veel consternatie in de rechtbank. De desbetreffende politierechter besloot veel gefixeerde zaken niet te behandelen doch uit te stellen op een jaar. Dit niet omwille van procedurele redenen doch wel om de werkomstandigheden binnen justitie aan te kaarten. Meer in het bijzonder zou er sprake zijn van een structurele onderbezetting alsook een financiële malaise.

Hoewel deze beslissing niet genomen werd omwille van procedurele redenen kunnen er wel ernstige  gevolgen zijn.

Vooreerst kampen de rechtbanken met een enorme werklast omwille van onder andere de structurele onderbezetting en de grote hoeveelheid aan zaken. Gemiddeld dient een politierechter te Gent 60 à 70 zaken te behandelen op een tijdspanne van slechts enkele uren. De beslissing tot het uitstellen van deze zaken heeft tot gevolg dat deze zaken op een latere datum dienen behandeld te worden bovenop de dossiers die normaal op deze datum zouden behandeld worden. In zekere zin zorgt de genomen beslissing -behoudens nieuwe initiatieven vanwege de overheid – dus voor een extra werklast naar de toekomst toe. 

Daarnaast rijzen ook enkele juridische vragen:

Zo heeft elke beklaagde het recht op een behandeling van zijn dossiers binnen een redelijke termijn. Een rechtzoekende mag volgens vaststaande rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechtbank van De Mens en het Hof van Cassatie niet gedurende een lange termijn in onwetendheid gelaten worden omtrent het resultaat van zijn zaak, in casu de al dan niet strafrechtelijke gevolgen die verbonden zijn aan de mogelijke overtreding. De schending van deze redelijke termijn kan leiden tot een onontvankelijkheid van de strafvordering mits er door de duurtijd een schending van de rechten van verdediging zou zijn, dan wel een strafvermindering tot gevolg hebben.

Daarenboven voorziet de wetgever in verjaringstermijnen, zijnde termijnen waarbinnen er effectief in een eindvonnis dient te worden voorzien. Deze termijnen variëren van 2 tot 5 jaar. In vele arrondissementen is het geweten dat de doorlooptijd tussen het begaan van de overtreding en het effectief behandelen van de zaak zeer ruim kan zijn. Termijnen tot meer dan 2 jaar alvorens een eerste vonnis wordt geveld zijn geen uitzondering. Het uitstellen van zaken met meer dan 1 jaar kan dus leiden tot mogelijke problemen met betrekking tot de verjaring.

De gevolgen die verbonden zijn aan deze beslissing kunnen met andere woorden een vergaande impact hebben, op zowel justitie als de verkeersovertreders en -slachtoffers.