Het vermoeden van gemeenschap in het Belgisch wettelijk huwelijksvermogensstelsel: opgelet voor burgerrechtelijke en fiscale valkuilen!

Wanneer men gehuwd is onder het Belgisch stelsel van scheiding van goederen met een gemeenschap van aanwinsten (het zogenaamde ‘wettelijk stelsel’), zijn er drie vermogens: het eigen vermogen van elk van de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen.

Tot het eigen vermogen behoren de goederen die de echtgenoten reeds vóór het huwelijk bezaten en die één van de echtgenoten tijdens het huwelijk kosteloos verkrijgt (ingevolge erfenis of schenking) (artikel 1399 BW). De vruchten van deze eigen goederen (bijvoorbeeld interesten, dividenden, huurinkomsten) zijn evenwel gemeenschappelijk (artikel 1405, §1, 3 BW), tenzij wanneer hiervan werd afgeweken in de schenkingsakte of testament.

Die specifieke regeling voor de vruchten van eigen goederen is een belangrijk aandachtspunt: zowel bij leven als bij overlijden kan ingevolge het gemeenschappelijk karakter van de vruchten ook het initieel eigen goed gemeenschappelijk zijn geworden. Indien de vruchten van het eigen goed niet werden afgesplitst, dan werd het eigen vermogen mogelijk met het gemeenschappelijk vermogen ‘vermengd’, waardoor men zou kunnen vermoeden dat alles in totaliteit gemeenschappelijk is geworden. Op die manier geldt er een vermoeden van gemeenschap, tenzij men het tegendeel bewijst (artikel 1405, §2 BW)

Dit kan in bepaalde gevallen ongewenste gevolgen met zich meebrengen, bijvoorbeeld in geval van een echtscheiding (aangezien u uw initieel eigen goederen zal moeten delen met uw ex-partner) dan wel in geval van een overlijden (aangezien u erfbelasting zal verschuldigd zijn op de waarde van het vruchtgebruik dat u verwerft op de helft van deze goederen).

Het Hof van Cassatie heeft zich hierover, en meer in het bijzonder over de situatie van vermenging van bankgelden, uitgesproken in het kader van het opmaken van vergoedingsrekeningen tussen echtgenoten. Bij arrest van 4 september 2020 kwam het Hof tot het besluit dat “de loutere omstandigheid dat tijdens het huwelijk eigen gelden zijn terechtgekomen op een bankrekening, hetzij op naam van beide echtgenoten, hetzij op naam van één van beide echtgenoten, waarop het vermoeden van gemeenschap van toepassing is, volstaat niet om van vermenging te spreken”.

Uit dit arrest volgt dat het feit dat eigen gelden en gemeenschappelijke gelden op één rekening terechtkomen, niet zomaar leidt tot de zogenaamde ‘vermenging’. In de praktijk bestaat hier evenwel nog heel wat onduidelijkheid over, waardoor men er vaak voor opteert om bepaalde stappen te ondernemen (zoals bijvoorbeeld een uitbreng uit de huwgemeenschap) om het eigen karakter van bepaalde goederen alsnog te handhaven.

Een eventuele vermenging kan tevens ongewenste fiscale en erfrechtelijke gevolgen hebben.

Zo zal in geval van een overlijden van één van de echtgenoten de fiscale administratie oordelen dat één en ander is vermengd en daardoor moet worden opgenomen in de aangifte van nalatenschap van de overleden echtgenoot (rekening houdende met standpunt nr. 15034 van 21.06.2017 van de Vlaamse Belastingdienst). Indien het tegenbewijs niet kan worden geleverd door de langstlevende echtgenoot (met name dat het over eigen gelden gaat, dewelke niet vermengd zijn en nog individualiseerbaar zijn, zonder dat men ooit enige intentie had om deze gemeenschappelijk te maken), zal er erfbelasting verschuldigd zijn over de helft van het betrokken (gemeenschappelijk) vermogen.

In de meeste gevallen gaat men vervolgens niet altijd over tot de verdeling van de gemeenschappelijke rekeningen en blijven deze staan op naam van de langstlevende echtgenoot. Dit met de bedoeling diens levensstandaard te bestendigen, waarbij de kinderen (erfgenamen) de naakte eigendom (hun ingevolge het erfrecht toekomend) hier nog niet effectief van ontvangen. Hierdoor loopt men weliswaar het risico dat op het ogenblik van het overlijden van de langstlevende echtgenoot deze liquiditeiten nogmaals en dus voor een tweede keer in totaliteit zullen worden belast in de erfbelasting (in het nadeel van de kinderen, erfgenamen).

Gelukkig heeft de Vlaamse Belastingdienst aan deze situatie geremedieerd (hoewel daar ook een arrest van het hof van beroep te Gent van 30.03.2021 en de inwerkingtreding van het nieuw goederenrecht voor nodig was) middels haar standpunt nr. 21039 d.d. 07.06.2021. In het kader van de aangifte van de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot kan men aantonen dat de tegoeden op de gemeenschappelijke rekeningen niet werden verdeeld na het overlijden van de eerste echtgenoot, waardoor dergelijke situatie niet langer aanleiding hoeft te geven tot een dubbele belasting. Dit bewijs (voornamelijk aan de hand van rekeninguittreksels) moet worden bezorgd samen met de aangifte van de nalatenschap.

Indien blijkt dat de tegoeden niet werden verdeeld én nog individualiseerbaar zijn bij het tweede overlijden, dan wordt de helft van die rekeningen niet opnieuw belast. De erfgenamen beschikken zodoende over een ‘zakelijke vordering tot revindicatie’ (de helft van de banktegoeden die er waren bij het overlijden van de eerste echtgenoot mag worden opgenomen in min onder de rubriek ‘actief van de aangifte van nalatenschap’).

Indien de tegoeden niet werden verdeeld maar niet meer individualiseerbaar/traceerbaar zijn bij het tweede overlijden, wordt er voor overlijdens sinds 1 september 2021 een onderscheid gemaakt tussen de situatie dat er nog voldoende liquiditeiten aanwezig zijn of niet. Indien er voldoende liquiditeiten aanwezig en zodoende traceerbaar zijn, dan beschikken de erfgenamen eveneens over een ‘zakelijke vordering tot revindicatie’ van een gelijke hoeveelheid die dus in mindering mag genomen worden van het actief van de nalatenschap (overeenkomstig artikel 3.12 BW). Zijn er niet voldoende liquiditeiten meer aanwezig en zijn ze met andere woorden niet meer traceerbaar, dan beschikken de erfgenamen over een persoonlijke vordering op de nalatenschap die onder het passief van de nalatenschap zal worden opgenomen.

Bepaalde handelingen die u stelt (of net niet stelt) kunnen dus een significante impact hebben op zowel uw burgerrechtelijke als fiscale situatie, of deze van uw erfgenamen. Voor meer informatie over uw huwelijksvermogensstelsel en de gevolgen daarvan, kan u ons steeds contacteren (stefan.deplus@vsadvocaten.be).