Het opmaken van een wilsbeschikking door een beschermde persoon

Voor het opmaken van een wilsbeschikking, met name een schenking dan wel een testament, moet een persoon bekwaam zijn (art. 1108 BW).

Indien een vrederechter een bewind over de goederen van een persoon uitspreekt, dan wordt deze persoon geacht handelingsonbekwaam te zijn om een wilsbeschikking op te stellen. Deze persoonsgebonden handeling is niet voor vertegenwoordiging vatbaar, waardoor de bewindvoerder hier evenmin enige actie kan ondernemen.

Evenwel kan de vrederechter op eigen verzoek van de onder bewind gestelde persoon een machtiging verlenen om toch over te gaan tot het opmaken van een wilsbeschikking (art. 905 BW). Het is dan de vrederechter die oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.

De wilsbekwaamheid werd door het Grondwettelijk Hof reeds gedefinieerd als “de geschiktheid om een geldige rechtswil te vormen, te beoordelen in het licht van de geestvermogens”. In de rechtspraak werd onder andere beslist dat een laag IQ van de beschermde persoon niet noodzakelijk de aanwezigheid van een vrije wil uitsluit, maar dat de beschermde persoon naast een noodzakelijk besef inzake de betekenis van een testament een besef moet hebben van de aard en de omvang van zijn nalatenschap. De beoordeling van de wilsbekwaamheid zal gesteund zijn op de omstandige geneeskundige verklaring die bij het verzoek moet worden gevoegd en zal verder afgetoetst worden tijdens het verplichte verhoor van de beschermde persoon door de vrederechter (art. 1244, §2, Ger.W.).

Opgelet, indien vervolgens een machtiging wordt verleend door de vrederechter voor het opmaken van een testament betekent dit niet dat de beschermde persoon wordt hersteld in zijn of haar handelingsonbekwaamheid tot testeren. Indien er in de toekomst een wijziging dient te gebeuren, dient opnieuw een machtiging te worden verkregen.

Het opmaken van een testament zal in geval van machtiging steeds via authentieke akte moeten gebeuren (art. 905, derde lid BW). De onder bewind gestelde moet evenwel geen ontwerp van testament voorleggen aan de vrederechter, waardoor deze zich dus niet zal inlaten met de inhoudelijke wensen van de onder bewind gestelde. De vrederechter zal dus niet oordelen over de opportuniteit van de voorgenomen rechtshandeling (machtiging in abstracto).

Voor het opmaken van een schenking zal de vrederechter wel een ontwerp van schenking willen ontvangen (machtiging in concreto), daar hij of zij de machtiging kan weigeren indien de schenking de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden dreigt behoeftig te maken (art. 905, vijfde lid BW).

Tot slot zal ook de notaris op het ogenblik van het verlijden van de akte oordelen of de schenker / testator gezond van geest is. Heeft u hieromtrent vragen, aarzel dan niet om Stefan De Plus van ons kantoor te contacteren: stefan.deplus@vsadvocaten.be