Het “hoofddoekendebat”: de symbooldiscussie voorbij

Berichten in de media dat studentes in de lerarenopleiding vaak geen stageplaats vinden omwille van hun hoofddoek zetten het debat daarover de voorbije week weer op scherp. Het Gemeenschapsonderwijs (“GO!”), dat sinds 2013 een algemeen verbod op levensbeschouwelijke kentekens hanteert, verwijst daarbij naar haar grondwettelijke plicht om neutraal onderwijs in te richten. Maar verplicht het grondwettelijk neutraliteitsbeginsel het GO! wel om levensbeschouwelijke kentekens in het geheel te verbieden?

Exclusieve vs. inclusieve interpretatie van het neutraliteitsbeginsel

Het begrip “neutraliteit” in het onderwijs houdt volgens de Grondwet de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen in. Hoe dit in de praktijk dient te worden gebracht, wordt niet bepaald. Er is dus ruimte voor interpretatie.

Het GO! meent dat het dragen van levensbeschouwelijke kentekens op school (andere) leerlingen zou kunnen beïnvloeden in hun godsdienstbeleving. Door geen enkel levensbeschouwelijk teken toe te laten wil het GO! dus de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van alle leerlingen beschermen. Deze exclusieve interpretatie van het begrip “neutraliteit” is volgens het Grondwettelijk Hof in overeenstemming met de Grondwet.

Het katholiek onderwijs garandeert daarentegen de godsdienstvrijheid van leerlingen door in principe alle levensbeschouwelijke tekens toe te laten in de klas (al kunnen scholen zelf beslissen over de toepassing ervan). Hoewel het katholiek onderwijs als vrij onderwijsnet niet neutraal hoeft te zijn, liet het Grondwettelijk Hof verstaan dat een dergelijke inclusieve aanpak eveneens in overeenstemming kan zijn met de grondwettelijke neutraliteit.  

In elk geval benadrukt het Grondwettelijk Hof dat het begrip “neutraliteit” niet statisch mag worden geïnterpreteerd, maar mee kan evolueren met wijzigende maatschappelijke omstandigheden en opvattingen.

Mogelijke nieuwe invulling

Hoewel het huidige standpunt van het GO! grondwettig is bevonden, is een algemeen verbod op levensbeschouwelijke kentekens volgens het Grondwettelijk Hof niet vereist op grond van het neutraliteitsbeginsel. Het GO! kan juridisch gezien dus het geweer van schouder veranderen.

Daarbij kan men overwegen om een principieel onderscheid te maken tussen het recht van leerlingen om, al dan niet vanaf een bepaalde leeftijd, levensbeschouwelijke kentekens te dragen, en dat van leerkrachten. Leerkrachten zijn enerzijds namelijk meerderjarig (in tegenstelling tot leerlingen), maar bevinden zich anderzijds in een gezagspositie. Deze elementen dienen een rol te spelen in de afweging die moet gemaakt worden.

Pragmatische aanpak?

In het licht van het prangende lerarentekort in Vlaanderen gaan meer en meer stemmen op om het algemeen verbod op levensbeschouwelijke kentekens van het GO! opnieuw onder te loep te nemen. Deze kwestie, die aan de kernwaarden van onze samenleving raakt, verdient echter een grondig maatschappelijk debat en behoort niet overhaast op basis van praktische overwegingen te worden beslecht.