Een persoon overlijdt en zijn/haar nalatenschap valt open. De idee leeft soms dat men als rechtsopvolger verplicht is om de nalatenschap te aanvaarden. Niets is minder waar. Iedere erfgerechtigde beschikt immers over een drieledig keuzerecht: hij kan de nalatenschap zuiver aanvaarden, aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving of verwerpen. Een bewuste keuze is essentieel aangezien de erfkeuze onvoorwaardelijk en onherroepelijk is.
Drie opties
Indien de erfgerechtigde ervoor kiest om de nalatenschap zuiver te aanvaarden, verkrijgt hij met terugwerkende kracht het eigendomsrecht over de nalatenschap, zowel over het actief als het passief. Hij zal bijgevolg gehouden zijn tot alle schulden van de nalatenschap. In het geval dat deze schulden de activa van de nalatenschap overtreffen, zal hij desnoods gehouden zijn om de schulden te voldoen met zijn eigen middelen.
Als de erfgerechtigde niet zeker is hoeveel de schuldenlast van de nalatenschap bedraagt, kan hij ervoor kiezen te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Dan zal hij slechts gehouden zijn tot de schulden van de nalatenschap tot het beloop van het actief waardoor hij, in het slechtste geval, niets erft. Opgelet evenwel voor de verschuldigde erfbelasting aangezien dit een persoonlijke schuld is en geen schuld van de nalatenschap.
Als derde optie kan de erfgerechtigde de nalatenschap verwerpen. Hij wordt dan een vreemde ten aanzien van de nalatenschap en wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest. Hoewel ogenschijnlijk een drastische keuze, is dit de enige juist keuze wanneer vaststaat dat de schulden de activa ruimschoots overtreffen.
Ook voor een begiftigde erfgerechtigde kan het voordelig zijn om de nalatenschap te verwerpen. Indien de erfgerechtigde de nalatenschap verwerpt zonder dat er plaatsvervulling is door diens eigen afstammelingen, zal hij immers niet gehouden zijn tot inbreng. De inbreng is een vordering tussen erfgenamen onderling waarbij een erfgenaam die van de overledene een schenking binnen erfdeel ontving, verplicht wordt deze in te brengen met als doel de gelijkheid tussen de erfgenamen (die vertroebeld werd door de eerdere schenking) te herstellen. Aangezien enkel een erfgenaam deze vordering kan instellen t.a.v. een mede-erfgenaam (wat een begiftigde erfgerechtigde die de nalatenschap verwerpt niet is), ontsnapt de erfgerechtigde aan zijn inbrengverplichting en kan hij de aan hem gedane gift onder levenden behouden.
Binnen welke termijn?
In principe heeft de erfgerechtigde30 jaar de tijd vanaf het overlijden om zijn erfkeuze te doen. Deze termijn is echter te nuanceren.
Enerzijds kan een schuldeiser of een andere erfgenaam veel eerder dwingen een erfkeuze te maken. Evenwel heeft de erfgerechtigde steeds minimaal een termijn van 3 maanden vanaf het overlijden om een boedelbeschrijving van de opengevallen nalatenschap te laten opstellen, waarna er nog 40 dagen bedenktijd volgen. Na de termijn van maximaal 3 maanden en 40 dagen (termijn voor boedelbeschrijving en beraad), kan de erfgerechtigde in rechte gedwongen worden een erfkeuze te maken.
Anderzijds zal hoe langer de erfgerechtigde wacht met de erfkeuze, het risico meer en meer toenemen dat de daden die hij stelt in bepaalde omstandigheden zouden kunnen wijzen op een stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap. Denk bijvoorbeeld aan het leeghalen van de woning van de overledene, het innen van huurinkomsten van de overledene, het afhalen van gelden, het verkopen van goederen uit de nalatenschap, etc. Enige voorzichtigheid is aldus geboden.
Contacteer ons gerust voor meer informatie omtrent de erfkeuze: pauline.dewaele@vsadvocaten.be en stefan.deplus@vsadvocaten.be