De correctionele rechtbank te Gent veroordeelde de Belgische tak van de Getuigen van Jehova wegens het aanzetten tot haat en tot discriminatie ten opzichte van hun ex-leden.

In een baanbrekend en sterk gemotiveerd vonnis van 16.03.2021 oordeelde de correctionele rechtbank te Gent dat het wereldwijd uitgedragen shunningbeleid dat de Getuigen propageren en laten toepassen ten aanzien van de ‘afvalligen’ een inbreuk vormt op de Antidiscriminatie(straf)wet. De Getuigen werden veroordeeld tot een geldboete van 96.000 € en tot provisionele schadevergoedingen aan 10 burgerlijke partijen.

Met ‘shunning’ wordt bedoeld de geloofsverplichting om afvalligen (dit zijn ex-gelovigen die het geloof van de Getuigen verlaten hebben) te mijden en compleet te negeren, onder het toeziend oog van een uitgekiend en strikt sociaal controlemechanisme.

In de praktijk betekent dit onder meer dat grootouders elk contact met hun kleinkinderen wordt ontzegd, dat moeder, vaders, zussen of broers niet meer uitgenodigd worden op huwelijken, dat partners onder hetzelfde dak compleet naast elkaar leven,…

Dit veroorzaakt sociale drama’s, zelfmoorden en post traumatische stresssyndromen. Men zou voor minder wanneer werkelijk alle jarenlang opgebouwde vertrouwensbanden binnen de erg gesloten gemeenschap van de Getuigen (waar binnen men volgens het geloof ook niet mag omgaan met niet-Getuigen) plots totaal doorgesneden worden.

De rechter benoemde dit beleid als “maatschappelijk verontrustend”, en stelde dat “op flagrante wijze” de meest fundamentele grondrechten van de uitgesloten ex-gelovigen werden geschonden waardoor “diepmenselijke en onherstelbare schade” werd aangericht. De vele getuigenverklaringen in het strafdossier vond de rechter “ronduit schokkend”.

Volgens de rechter wordt door de Getuigen niet alleen aangezet tot discriminatie, maar ook tot haat en zelfs tot geweld.

Kantoor VSA stond 4 burgerlijke partijen bij in hun strijd tegen het shunningbeleid. Beeldmateriaal dat door hen werd aangedragen, en waarin door vooraanstaande sprekers van de Getuigen op een congres met duizenden toehoorders werd opgeroepen om afvalligen “te mijden als de pest” kon volgens de rechtbank niet worden genegeerd.

De burgerlijke partijen zijn blij dat de rechter geen oren had naar de argumenten van de Getuigen als zou hun VZW te Kraainem niet verantwoordelijk kunnen worden geacht voor het shunningbeleid, en als zouden de individuele gelovigen naar eer en geweten zelf beslissen op welke wij zij iemand uit de organisatie uitsluiten.

De rechter volgde de argumentatie van de burgerlijke partijen dat de VZW zich niet kan wegstoppen achter het feit dat de onderrichtingen komen vanuit het hoofdkantoor in de USA, en dat de VZW voor haar eigen verantwoordelijkheid geplaatst dient te worden als mededader. De onderrichtingen die in België worden uitgedragen door de VZW te Kraainem ondermijnen volgens de rechter elke individuele gewetensvrijheid in hoofde van de gelovigen.

De poging van de Getuigen om hun beleid te steunen op de eigen godsdienstvrijheid (art. 9 EVRM) strandde op een duidelijk oordeel: de godsdienstvrijheid kan worden beperkt, onder meer om rechten en vrijheden van anderen te vrijwaren. In onze rechtstaat geldt de primauteit van de wet. Religieuze regels staan in onze samenleving niet boven het recht. .

De burgerlijke partijen hopen met deze eerste overwinning dat het voor de Getuigen eindelijk duidelijk zou worden dat het shunningbeleid fundamenteel in strijd is met de pluralistische waarden van onze democratische maatschappij, en dat de wijze waarop het ex-gelovigen uit de organisatie sluit strafbaar is.

Zij hopen tevens dat de gelovigen zich door deze veroordeling gesterkt zullen voelen om zich af te zetten tegen de verplichting om hun dierbaren compleet de rug toe te keren. De burgerlijke partijen zijn er immers van overtuigd dat hun eigen familieleden en vrienden van weleer naar eer en geweten anders zouden handelen indien het shunningbeleid hen niet zo doortastend opgedragen zou worden.

Het shunningbeleid kwam reeds in een groot aantal landen in opspraak, maar het was tot nu wachten op de eerste strafrechtelijke veroordeling wereldwijd.

België zet zich dus op de kaart als behoeder van de mensenrechten, en hopelijk kan de motivering uit het vonnis – die steunt op rechtspraak van het EHRM – ook buitenlandse rechters overtuigen om het internationale probleem aan te pakken.

De Getuigen hebben de tijd om hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis tot uiterlijk 16.04.2021.

Let’s wait and see.

nl_BENL