Uitingen van een advocaat ter verdediging van zijn cliënt vallen onder de immuniteit van het pleidooi en het recht op verdediging, ook indien deze buiten de rechtsprocedure werden geformuleerd.
Het Strafwetboek voorziet dat een advocaat een relatieve strafrechtelijke immuniteit geniet (‘de immuniteit van het pleidooi’) voor “voor de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overlegde geschriften” wanneer die “op de zaak of op de partijen betrekking hebben” (artikel 452, lid 1 Sw.).
Ook uitingen over personen die geen partij zijn/waren in de zaak vallen onder deze immuniteit, voor zover de stellingnames in het belang van de verdediging van de cliënt(en) zijn.
De vrije meningsuiting van een advocaat in het kader van de uitoefening van zijn beroep is fundamenteel. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geniet een advocaat een bijzonder hoge bescherming van de expressievrijheid bijvoorbeeld wanneer kritiek in verband met een rechtsprocedure wordt geuit via de media.
Een interessante duiding bij voormelde principes naar aanleiding van een recente uitspraak van de correctionele rechtbank te Gent, leest u in de bijdrage van professor emeritus Dirk Voorhoof in de Juristenkrant (“Rechter vrijwaart immuniteit van pleidooi van advocaat Van Steenbrugge”, in Juristenkrant 2020, afl. 418, 1 en 7).