Vrijdaggroep

Fake news: eindelijk tijd voor een stevig Europees antwoord?

‘Het tegengaan van de verspreiding van desinformatie wordt ontegensprekelijk één van de grote uitdagingen van de komende jaren en het moge duidelijk zijn dat deze uitdaging best op Europees niveau aangepakt wordt’, schrijven Johan Heymans en Yasmina El Kaddouri.  Lees hier alle andere bijdragen van onze zomerreeks De doordenkers van Knack.be: Waarheen met ons geld? De Vrijdaggroep focust de hele zomer lang op Europees beleid.

Vanaf januari 2024 wordt België Voorzitter van de Raad van de Europese Unie. Deze belangrijke rol zal België toelaten om, gedurende zes maanden, op Europees niveau de prioriteiten vast te leggen. Komend najaar wordt de agenda voor het Belgische voorzitterschap bepaald. De Vrijdaggroep doet haar duit in het zakje te doen en brengt een aantal onderwerpen aan die daarbij een prominente plaats verdienen.

Met crisis en conflict als gevaarlijke brandversnellers, woedt het probleem van fake news alsmaar heviger door onze samenleving. Soms is België daarvan een relatief neutrale toeschouwer. Denk, bijvoorbeeld, aan de manier waarop de waarheid strategisch gemanipuleerd wordt als een oorlogstactiek in het Oekraïens-Russisch conflict. Soms snijdt desinformatie echter ook door het hart van onze eigen samenleving. De vloedgolf aan misleidende informatie die over ons heen kwam tijdens de COVID-19 pandemie, tastte de mogelijkheid tot een open maatschappelijk debat veel dieper aan dan we ooit voor mogelijk hielden.

Bovenstaande voorbeelden tonen aan dat desinformatie zorgt voor toenemende politieke en sociale instabiliteit, en dat zij een zeer reële bedreiging vormt voor de democratie en de rechtstaat.

Het tegengaan van de verspreiding van desinformatie wordt ontegensprekelijk één van de grote uitdagingen van de komende jaren en het moge duidelijk zijn dat deze uitdaging best op Europees niveau aangepakt wordt. Als toekomstig Voorzitter van de Raad van de Europese Unie kan België daarbij een belangrijke voortrekkersrol spelen. Een doortastend optreden op dit vlak is allerminst een overbodige luxe, zeker in de wetenschap dat, na het Belgische voorzitterschap, Polen en Hongarije het Europese roer zullen overnemen.

Hoewel de noodzaak aan trefzekere maatregelen in de strijd tegen desinformatie onmiskenbaar is, is de uitwerking ervan niet vanzelfsprekend. Het optreden tegen desinformatie staat namelijk op gespannen voet met een ander fundament van onze samenleving, namelijk het recht op vrije informatievergaring.

Wie fake news wil bestrijden, moet het eerst identificeren en het vervolgens beteugelen. Indien een overheid die rol op zich wenst te nemen, dient zij zich dus in zekere zin als scheidsrechter en poortwachter op te werpen in de vraag naar de waarheid. Vanuit mensenrechtelijk perspectief moeten overheden zich echter in principe onthouden van dergelijke inmenging en net een klimaat creëren waarin een pluralistisch publiek debat beschermd wordt. Zoals voor alle mensenrechten, geldt echter ook voor het recht op vrije informatiegaring dat dit recht niet absoluut en onaantastbaar is. Inmengingen zijn wel degelijk toegelaten indien deze noodzakelijk zijn voor de democratische samenleving.

Het creëren van een regelgevend kader omtrent fake news, veronderstelt met andere woorden een delicate evenwichtsoefening, een zorgvuldig navigeren tussen het Scylla van de censuur en het Charybdis van de ontwrichtende leugen.

Tot op heden heeft Europa zich slechts beperkt in deze arena gewaagd. De Europese Commissie gaf in 2018 de impetus voor een zelfregulerend initiatief. In de “Code of Practice on Disinformation” verbinden 34 belangrijke spelers (voornamelijk sociale media platformen) zich ertoe om een aantal normen te respecteren die de online verspreiding van desinformatie moeten tegengaan.

Ook al kan dit initiatief worden toegejuicht, het heeft twee belangrijke achilleshielen. Ten eerste maken de (traditionele) nieuwsmediaspelers geen deel uit van de ondertekenaars van deze code en zijn zij er dus ook niet door gebonden. Een recente studie toont nochtans aan dat 47 % van de mensen zich nog steeds via dergelijke kanalen informeert.

Een tweede belangrijk probleem met zelfregulerende initiatieven is dat we op die manier als samenleving aan commerciële spelers de macht geven om te bepalen wat waar en onwaar is. In tegenstelling tot overheden zijn zelfregulerende commerciële spelers volledig vrij om hun eigen invulling te geven aan de maatschappelijke rol die zij op zich nemen. Dit houdt een enorm risico in op het arbitrair inperken van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting.

Het is, met andere woorden, absoluut verkieslijk om op Europees niveau van overheidswege op te treden tegen fake news. Om dit sterke Europese antwoord te formuleren kan inspiratie geput worden uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming uit 2016. Ook de bescherming van persoonsgegevens werd lang als een onmogelijk mijnenveld beschouwd met quasi-ononverbrugbare technische en maatschappelijke hordes. En toch kwam de verordening er, met daaraan zelfs gekoppeld onafhankelijke nationale controleorganen (in België de Gegevensbeschermingsautoriteit) die toezien op de naleving van al deze regels. Het zou mooi zijn als het Belgische voorzitterschap een stevig duw in de rug zou kunnen geven voor een gelijkaardig kader wat betreft fake news.

Om het met de woorden van Věra Jourová, vicevoorzitter van de Europese Commissie, te zeggen: “De tijd van louter zelfregulering is voorbij. Europa is het best geplaatst om het voortouw te nemen en instrumenten voor te stellen voor een veerkrachtiger en eerlijker democratie in een steeds digitalere wereld.”

Johan Heymans is lid van de Vrijdaggroep en samen met Yasmina El Kaddouri werkzaam bij Van Steenbrugge Advocaten en gespecialiseerd in strafrecht en mensenrechten.

Partner Content